Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarna [1]zult gij uw broeder Aaron, en zijn zonen met hem, tot u doen naderen uit het midden der kinderen Israels, om Mij het priesterambt te bedienen: namelijk Aaron, Nadab en Abihu, Eleazar en Ithamar, de zonen van Aaron. 1. Te weten, nadat het werk van den tabernakel volmaakt zal zijn.